Van de Florentijn Giovanni Boccaccio (1313-1375), grondlegger van het Italiaanse proza, geldt de 'Decamerone' als zijn hoofdwerk. Het is zo fris, levendig en realistisch geschreven, dat het nog steeds uitgegeven en gelezen wordt, in vele talen. Als inleiding beschrijft Boccaccio drastisch de pest in Florence in 1348, voor 7 jonge vrouwen en 3 jonge mannen reden om uit te wijken naar het platteland. Om de tijd goed door te komen vertelt ieder elke dag een verhaal. Geleerden hebben diepere achtergronden van deze amusante, deels scabreuze verhalen aangewezen, maar de sublieme uitbeelding van de menselijke hartstochten, ondeugden en zwakheden is al reden genoeg om ze te lezen. Frans Denissen heeft zijn mooie vertaling uit 1982 (heruitgegeven in 1994) hier en daar wat bijgesteld. Deze verzorgde uitgave bevat verder: (sobere) aantekeningen en een verhelderend 'Nawoord' van de deskundige Van Stipriaan. De reproducties in kleur van miniaturen uit een 15de-eeuws handschrift van een Franse vertaling zijn in deze herdruk als paperback vervallen. Kleine druk.